Etymologie In oude geschriften is Twente achtereenvolgens terug te vinden als Tuianti (797), Tueanti (799), Thuehenti (851), Tuente (11e eeuw) en tenslotte Twente of Twenthe. Voor de herkomst van deze naam zijn twee theorieën gangbaar. De eerste en oudste gaat terug tot de 16e eeuw toen men Twente identificeerde als het woongebied van de Germaanse stam de Tubanten die bekend was uit de Romeinse oudheid. De tweede theorie is gebaseerd op de gelijkenis tussen de namen Twente en Drenthe. Zoals de naam Drenthe is afgeleid van het telwoord drie, denkt men dat Twente is afgeleid van het woord twee. Vóór de elfde of twaalfde eeuw grensden de gouwen Drenthe en Twente nog aan elkaar. |
 Het riviertje de Dinkel bij Losser.
|
Geschiedenis De geschiedenis van Twente voor de vroege middeleeuwen is slechts fragmentarisch bekend. Er zijn vele bodemvondsten gedaan die op permanente bewoning ver voor het begin van onze jaartelling wijzen. Tijdens de eerste eeuwen van onze jaartelling vindt men de invloed van het Romeinse Rijk ook terug in Twente, dat echter samen met overige noordwest-Germaanse streken Romeinse pogingen tot onderwerping steeds met succes afsloeg. |
 De bronnen van de Regge bij Westerflier, nabij Diepenheim. |
Middeleeuwen Vanaf de 5e eeuw na Christus drukte de invloed van de Saksen steeds meer haar stempel op de streek. Waarschijnlijk vond er enige kolonisatie- en bevolkingspolitiek door de Saksen plaats. Twente droeg vanaf toen ook zelf de duidelijke cultuurkenmerken van de noordoostelijker gelegen stamgebieden der Saksen. Oldenzaal, Sint-Plechelmusbasiliek. Tijdens de Middeleeuwen was dit heiligdom wegens de relieken van Plechelmus een bedevaartsoord. Eind 8e, begin 9e eeuw kwam het Twentse gebied onder de macht van het Frankische rijk te staan.De Franken onder leiding van Karel de Grote onderwierpen de weerspannige Saksische streek door eigen militaire vestigingen te stichten. Zo herinnert de naam Oldenzaal aan Olde Sala. Sala is een Frankisch woord voor woonstede. |
 Oldenzaal, Sint-Plechelmusbasiliek. Tijdens de Middeleeuwen was dit heiligdom wegens de relieken van Plechelmus een bedevaartsoord.
|
Twente was tot laat in de 8e eeuw een heidense streek gebleven, maar door de Frankische overheid werd veel werk gemaakt van de kerstening. Massaal werd het Doopsel ontvangen, voornamelijk nadat vooraanstaande Saksische leiders (Widukind) zich hadden laten dopen. In die tijd werden ook de Germaanse heiligdommen omgebouwd tot christelijke kapellen en kerken. De Saksische adel kon zich door het nieuwe Frankische leenrecht gaan gedragen als feodale klasse. Vermoedelijk in de 10e eeuw kwam Twente stevig in de greep van de Utrechtse bisschoppen en ging het deel uitmaken van het Oversticht. Gedurende de Middeleeuwen beheerste eerst een graaf - in feite een hoge ambtenaar van de bisschop - de streek vanuit zijn residentie in Goor. Later ging het gezag van de graaf over op een drost die door de bisschop werd benoemd. In de 11e of 12e eeuw werd Noord-Twente (de streek rond Emlichheim) van Twente afgescheiden en ging onder het graafschap Bentheim horen, kerkelijk bleef het echter nog onder het bisdom Utrecht vallen.
|
Acht Twentse plaatsen kregen ooit stadsrechten:
- Almelo
- Delden
- Diepenheim
- Enschede
- Goor
- Oldenzaal
- Ootmarsum
- Rijssen
Oldenzaal was in de Middeleeuwen de grootste en belangrijkste stad van Twente.
|
 Huis Twickel bij het stadje Delden, gesticht in 1347.
|
In de middeleeuwen kende Twente verscheidene kloosters: het Sint-Antoniusklooster in Albergen, het Sint-Catharinaklooster in Almelo, het Sint-Agnesklooster in Oldenzaal en het Stift te Weerselo. Na de Reformatie zijn deze kloosters opgeheven en werden de goederen ingelijfd door de Staten van Overijssel. Alleen het Stift bleef bestaan als instelling voor adellijke jongedames
|
Tachtigjarige Oorlog Tijdens de Tachtigjarige Oorlog lag Twente verschillende keren in oorlogsgebied. In 1597 kwam heel Twente door de veldtocht van prins Maurits (de Twentse oorlog) in staatse handen. De rooms-katholieke pastoors werden vervangen door protestantse (overwegend contraremonstrantse) predikanten. Borne kreeg echter een lutherse predikant, Hengelo een remonstrantse. De Spaanse veldheer Spinola heroverde Oldenzaal in 1605 op de staatsen. Het twaalfjarig bestand van 1609 betekende een officiële bevestiging van de status quo: Oldenzaal bleef Spaans. Na afloop van het bestand in 1621 verjoeg Ernst Casimir van Nassau-Dietz in 1626 de Spanjaarden. Dit bijna drie decennia durend Spaans bestuur en de invoering van de maatregelen der Contrareformatie lijkt van doorslaggevend belang te zijn geweest voor het feit dat het rooms-katholicisme behouden bleef in grote delen van Twente. De vrede werd definitief gesloten met de Vrede van Münster in 1648. |
17e en 18e eeuw Historische boerderij De Brager te Geesteren, gebouwd in de karakteristieke streekstijl.De korte rustige periode die volgde op de vrede resulteerde in groeiende welvaart. In de jaren 1650 werden verscheidene patriciërshuizen gebouwd, zoals het Reijgershuis (inmiddels verdwenen) te Delden, het Cremershuis te Ootmarsum en het Palthe- en het Michoriushuis in Oldenzaal. De katholieke bevolking mocht echter haar godsdienst niet openlijk belijden of uitoefenen. De priesters zagen zich genoodzaakt in het geheim de Heilige Mis te lezen in tot kapellen omgebouwde huizen en schuren op het Twentse platteland. De kleine religieuze groep der doopsgezinden in Twente woonden overwegend in Stad Almelo waar de Heer van Almelo hen in 1684 toestond een kerk te bouwen. Toenmalig raadspensionaris van Holland, Johan de Witt, schreef in een brief gedateerd op 30 oktober 1654 dat hij voornemens was om Twente in te lijven bij Holland. In het schrijven maakte hij melding over de hem goedgezinde Twentse jonkheren en over de mogelijkheid de streek middels Hollandse troepen te beschermen tegen Oranjegezinde steden als Kampen en Zwolle. Uiteindelijk drukte De Witt de annexatie van Twente door Holland niet door, omdat hij bang was voor een burgeroorlog.[1] In 1665 en 1666, tijdens de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog, werd Twente belaagd door de troepen van de prins-bisschop van Münster, Bernhard von Galen, graaf van Dinklage, bijgenaamd Bommen-Berend. Het dorp Losser werd in brand gestoken. Ook Huize Almelo kreeg het zwaar te verduren. Von Galen viel Twente opnieuw binnen in 1672 (Derde Engels-Nederlandse Oorlog) en bezette het tot en met 1674. In deze korte periode was het rooms-katholiek geloof tijdelijk weer staatsreligie in Twente. In Oldenzaal en Goor werd zelfs een begin gemaakt met de katholieke herinrichting der voornaamste kerken. Het eind van de zeventiende en het grootste deel van de achttiende eeuw gingen zonder oorlogshandelingen voorbij. De bevolking van Twente groeide aanzienlijk. Op het platteland nam het aantal keuterboeren sterk toe. In deze preïndustriële periode waren de fabrikeurs van belang: kooplieden die de thuiswevers van garen voorzagen en hun linnen opkochten om het in Holland door te verkopen. In Borne staat nog het huis van een fabrikeur, inmiddels museum, het Bussemakerhuis (1779). Van oudsher werd in Twente vooral linnen geweven. In de 18e eeuw kwam daar het bombazijn bij: een weefsel met linnen schering en katoenen inslag. Aan het eind van de achttiende eeuw nam de godsdienstvrijheid toe en werden de eerste rooms-katholieke kerken gebouwd ter vervanging van de vroegere schuilkerken en kerkschuren. |
Bataafse Republiek/Koninkrijk Holland De provincie Overijssel werd in 1795 deel van de Bataafse Republiek en ging in 1806 behoren tot het Koninkrijk Holland. In deze periode werden de adellijke privileges afgeschaft en het bestuur drastisch hervormd. Koning Lodewijk bezocht Twente in 1809. De kerken van de plaatsen waar toen een rooms-katholieke meerderheid was, namelijk Oldenzaal, Tubbergen, Haaksbergen en Ootmarsum, werden vervolgens toegewezen aan de rooms-katholieken. In 1810 werd het Koninkrijk Holland ingelijfd bij het Franse keizerrijk. In 1811 hief keizer Napoleon de oude bestuurlijke instellingen op en stelde de gemeenten en rechtbanken in. Dit betekende het einde van Twente als bestuurseenheid, het drostambt Twente werd opgeheven. |
 Het Huis te Diepenheim is één van de zes kastelen rond het gelijknamige stadje
|
Er werden zestien gemeenten geformeerd: Almelo, Borne, Delden, Denekamp, Diepenheim, Enschede, Hengelo, Losser, Markelo, Oldenzaal, Ootmarsum, Rijssen, Tubbergen, Vriezenveen, Weerselo en Wierden. In de meeste gevallen kwamen de gebieden van de gemeenten overeen met de oude richterambten van voor 1811. De oude stadsgerichten werden bij het omringende of een aangrenzend richterambt gevoegd. Dit zinde de steden echter niet. Daarom werden in 1818 Almelo en Delden gesplitst in respectievelijk Ambt en Stad Almelo en Ambt en Stad Delden. Enschede werd gesplitst in Enschede en Lonneker. Markelo werd gesplitst in Markelo en Goor. De landelijke gebieden van de gemeente Oldenzaal tenslotte werden bij de gemeente Losser gevoegd.
|
Negentiende eeuw Na de oprichting van het Koninkrijk der Nederlanden werd een deel van de vroegere heerlijke rechten, zoals het jachtrecht, weer ingesteld. De bestuurlijke rol van de havezaten was echter definitief uitgespeeld. De feodale structuren keerden ook niet terug. Dit maakte het voor de bezitters van de havezaten eenvoudig hun goederen te op te splitsen en te verkopen. Vele adellijke huizen werden vervolgens gesloopt. De tweede helft van de negentiende eeuw was voor Twente een tijd van grote sociale en ruimtelijke veranderingen. Op het platteland werd het oude markensysteem ontbonden en werden de gemeenschappelijk bezeten markengronden onder de eigenaren van de marken verdeeld. Dit leidde vervolgens tot grootschalige ontginning van de woeste gronden en de stichting van vele kleine boerderijen. |
 Parochiekerk H. Egbertus te Almelo, gebouwd begin 20e eeuw.
|
Nieuwe en verbeterde landbouwmethodes veranderden ook de bedrijfsvoering. Rond 1829 waren de vele oude domeingoederen al door de overheid verkocht. Vaak werden ze aangekocht door de oorspronkelijk horige bewoners. Deze vanaf dan eigenerfde boeren vormden vervolgens een sociale bovenlaag op het platteland, de zogenaamde scholtenboeren. Ook begint rond 1850 de groei van enkele Twentse steden: in Almelo, Enschede, Hengelo en Nijverdal werden op grote schaal textielfabrieken opgericht die ervoor zorgden dat de bevolking daar toenam. Een uitzonderlijke groei kende Enschede: tussen 1866 en 1905 verzesvoudigde de bevolking van ruim 5000 naar meer dan 30.000. Tot in de jaren 1830 werd er geweven met handweefgetouwen met de handmatige schietspoel. Thomas Ainsworth introduceerde de snelspoel, waarvoor in 1833 in Goor een weefschool werd opgericht. Hij stichtte Nijverdal en begon daar een textielfabriek. Na 1850 kwamen er steeds meer door stoommachines aangedreven fabrieken, die veel goedkopere producten fabriceerden dan de thuiswevers. In deze fabrieken maakten de arbeiders onder vaak erbarmelijke arbeidsomstandigheden lange werkdagen. Linnen- en bombazijnweverij maakten plaats voor de vervaardiging van katoenweefsels. Het herstel van de rooms-katholieke bisschoppelijke hiërarchie in Nederland in 1853 zorgde niet alleen voor een groei van het aantal parochies, maar bovendien voor een bouwgolf van kerkgebouwen, kloosters en scholen. De rooms-katholieke emancipatie was een aanleiding tot het ontstaan van de verzuiling. In 1865 reed de eerste trein door Twente op de lijn Zutphen-Hengelo, die in de daarop volgende jaren werd uitgebreid tot Glanerbeek. In de jaren 1880 volgde de opening van verscheidene andere spoorlijnen. De komst van het spoor zorgde ervoor dat de drie plaatsen Almelo-Hengelo-Enschede een belangrijke economische as konden gaan vormen en de textielindustrie zich kon gaan ontwikkelen. In Hengelo liep naast een noord-zuidverbinding ook een spoorweg van west naar oost. Zo ontstond in Hengelo naast de textielindustrie bovendien een omvangrijke metaalindustrie, compleet met machinebouw en elektrotechniek. Belangrijke bedrijven in die tijd waren onder andere Stork, Hazemeyer (het huidige Eaton Holec), Heemaf en Hollandse Signaalapparaten (het huidige Thales).
|
Tweede Wereldoorlog Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd Twente al op 10 mei 1940 overdonderd door de Duitse Wehrmacht. Op enkele schermutselingen na bleef het rustig. Reeds in de middag marcheerden Duitse colonnes door de Twentse dorpen naar het westen. NSB-ers beheersten het beeld in de grotere plaatsen. Het Twentse platteland kenmerkte zich door passiviteit. De joodse gemeenschap hield zich in Twente beter staande dan in andere delen van het land, omdat de landelijkheid zich beter leende tot onderduiken. Voedseltekorten kende men gedurende de oorlog niet echt. Tijdens de Hongerwinter 1944-1945 werden veel kinderen uit West-Nederland ondergebracht bij Twentse boerengezinnen om aan te sterken en te overleven. Gewelddadige verzetsacties kwamen er gedurende de oorlog niet voor, afgezien van aanslagen op voedselbonkantoren. Het actief verzet bleef beperkt tot het grootschalig [bron?]onderduiken door joden en mannen die aan de Arbeitseinsatz wilden ontkomen. Protestantse predikanten als ds. Overduin (Enschede) hielpen bij de hulpacties voor vervolgde Joden en politici. Als doorvoergebied van Zuid- en West-Nederland en Vlaanderen naar Noord-Duitse industriesteden als Hamburg, Stettin (thans het Pools Szczecin) en Hannover was Twente een zeer belangrijk gebied voor het Duitse spoorwegtransport. Aan het einde van de oorlog kreeg Twente het dan ook steeds zwaarder te verduren. Grote delen van Hengelo en Enschede werden weggevaagd door geallieerde bombardementen die bedoeld waren voor de daar gevestigde bewapeningsfabrieken, zoals Hazemeyer en de spoorwegverbindingen. Daarbij werd het centrum van Hengelo op 6 en 7 oktober 1944 zo goed als geheel vernietigd. Het centrum van het stadje Goor werd tijdens een hevig bombardement in maart 1945 weggevaagd, met vele burgerslachtoffers als gevolg. De naoorlogse wederopbouw geschiedde beetje bij beetje, waarbij Twente het geluk had op de toen nog oplevende textielindustrie te kunnen terugvallen. Recente geschiedenis Twente heeft sinds enige decennia een - anno 2008 in zijn voortbestaan bedreigde - vliegveld en, halverwege Hengelo en Enschede, een - aanvankelijk uitsluitend technische - universiteit: de Universiteit Twente. De totstandkoming van de A1 naar Berlijn, Hannover en Osnabrück gaf vanaf de jaren '70 de Twentse regio een grote economische impuls. |
Landschap Twente is buiten de grote steden een streek met grote landschappelijke kwaliteiten: het heeft een kleinschalig coulisselandschap met belangrijke natuurgebieden (zoals het Lutterzand aan de meanderende Dinkel en de heide op de Friezenberg bij Markelo), en veel groene landgoederen (Singraven, Weldam, Twickel). Bij Rijssen biedt de rivier de Regge mooie natuurgezichten. Het gebied wordt van noord naar zuid door een heuvelrug doorsneden, waarvan de Tankenberg bij Oldenzaal het hoogste punt is. Rond Ootmarsum, Denekamp, Nijverdal en Markelo liggen heuvelachtige landschappen met vele bossen. Oud stedenschoon is vooral te vinden in het kleine Ootmarsum en in mindere mate in Oldenzaal, dat wel een zeer belangrijke Romaanse basiliek (de Sint Plechelmusbasiliek) heeft. Ook de stadjes Delden en Diepenheim hebben hun historische centrum en pittoresk aanzicht behouden. Geologisch is Twente een van de interessantste gebieden van Nederland. Er komen aardlagen uit verschillende perioden op een vrij klein gebied aan de oppervlakte. Bij Losser bevindt zich een open steengroeve. Hengelo en Boekelo hebben zoutwinning. |
 Veenpoelen in het Aamsveen bij Enschede.  De Hagmolenbeek bij het dorpje Beckum.
|
Folklore In Twente hebben zich vele volksgebruiken kunnen handhaven, zoals het midwinterhoornblazen en het stoken van paasvuren. In Ootmarsum wordt elk jaar met Pasen door de katholieken het traditionele vlöggelen gepraktiseerd door de poaskearls. In het Twentse volkslied worden al deze eigenschappen van Twente, samen met de textielnijverheid en de landelijke gemeenschap benoemd. In Oldenzaal, dat met de rest van Noordoost-Twente overwegend rooms-katholiek is, wordt uitbundig carnaval gevierd. De schrijver J.J. Voskuil beweert, dat het midwinterhoornblazen geen voorchristelijk gebruik is, zoals lang gedacht werd, maar dat deze traditie pas is ontstaan tussen de Eerste en Tweede Wereldoorlog. Daarvoor vond het midwinterhoornblazen slechts incidenteel plaats. Toch is het hoornblazen reeds eeuwen in Twente aanwezig - in verschillende varianten: zo kent Markelo en omgeving het ossenhoornblazen. |
 Monument Poaskearls te Ootmarsum herinnerend aan het vlöggeln.
|
De wijd en zijd bekende streeksport klootschieten maakt ook deel uit van de Twentse cultuur en folklore. Dit spel wordt gespeeld door houten met lood verzwaarde ballen zover mogelijk (onderhands) te gooien over zandwegen en vlak terrein.
|
Religie Volgens gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek was in 2003 33,9% van de Twentse bevolking rooms-katholiek, 15,5% Nederlands-hervormd, 6,1% gereformeerd, 5,4% islamitisch, 5.1 % overige religies (jodendom, hindoeïsme, boeddhisme); 34,0% gaf aan geen kerkelijke gezindte te hebben. Sinds 2003 is het aantal christenen in Nederland volgens hetzelfde CBS verder afgenomen, maar er zijn geen recentere cijfers voor Twente beschikbaar. Twente wordt vanouds gekenmerkt door een rooms-katholieke meerderheid in het oosten, noord-oosten en zuiden van Twente en veelal een protestante meerderheid in het westen en noord-westen, hoewel katholieke, gemengde en protestantse enclaves ook voorkomen, zoals bijvoorbeeld Enter en Usselo. De grootste stad van Twente, Enschede, was sinds de Reformatie merendeels protestants, in de 19e eeuw nam het aandeel katholieken toe, alsmede in de 20e eeuw de onkerkelijkheid. Net als in de rest van Nederland is de ontkerkelijking onder autochtonen sterk toegenomen sinds de jaren '60 van de vorige eeuw. Ook de immigratie van niet-westerse allochtonen naar de Twentse grote steden heeft zijn sporen in de religieuze samenstelling achtergelaten. Sporen van de religie vindt men overal in Twente. In Oldenzaal staat de reeds genoemde middeleeuwse Sint-Plechelmusbasiliek, die opgetrokken werd uit Bentheimer zandsteen. Delden bezit een kleinere, eveneens middeleeuwse kerk (de Oude Blasius (PKN)), evenals Borne (de Oude Kerk), Denekamp (rooms-katholieke Sint Nicolaaskerk), Enschede, Haaksbergen, Ootmarsum, Rijssen en Weerselo (Het Stift). In het centrum van Hengelo staat de 19e eeuwse Sint-Lambertusbasiliek. De Sint-Pancratiusbasiliek in Tubbergen heeft glas in loodramen, vervaardigd door vijf generaties van de bekend glazeniersfamilie Nicolas. Net buiten Tubbergen staat sinds 1927 een reusachtig standbeeld van de bekende Twentse RKSP-politicus, emancipator en priester Schaepman, een werk van de kunstenaar August Falise. |
Rooms-katholicisme Vooral de rooms-katholieken in Twente (vanouds onderdeel van het aartsbisdom Utrecht) moeten, gedwongen door de toenemende securalisatie en het afnemende aantal priesters en minder gelovigen, sterk reorganiseren. Nadat reeds de verschillende Twentse dekenaten zijn samengevoegd tot een dekenaat, moeten nu in heel Twente verschillende rooms-katholieke parochies worden samengevoegd tot één grotere parochie. Zo worden bijvoorbeeld de parochies van het parochieverband WORDS (Weerselo, Oldenzaal, Rossum, Deurningen en Saasveld) samengevoegd tot een parochie. Verder zullen de vier parochies Losser, Overdinkel, Glanerbrug en Lonneker samengaan tot een parochie, evenals de zeven parochies die Parochieverband Twente West vormen, bestaande uit Bornerbroek, Enter, Hellendoorn, Nijverdal, Rijssen, Vroomshoop en Wierden. Deze reorganisatie moet in 2010 voltooid zijn. Verwacht wordt dat enkele kerken mede als gevolg van de reorganisatie maar vooral door het tanende kerkbezoek op zondagen hun deuren vaker zullen moeten sluiten, met name in de wijken van grotere steden. Ook het aantal katholieke missen wordt verminderd. Ondanks het feit dat securalisering van de maatschappij ook aan Twente niet voorbijgaat is de katholieke godsdienst sterk aanwezig in de talrijke gebruiken van de streek. Christus-, Maria-, heiligen- en Sacramentsprocessies en door de bouw van nieuwe katholieke veldkapellen en landkruisen nemen deze, zelfs in de huidige tijd van algemene secularisatie, in Twente nog in aantal toe, waarvan bijvoorbeeld de kapelnieuwbouw rond kernen als De Lutte getuigt. In Oldenzaal zijn sinds de vroege middeleeuwen de relieken van de H. Plechelmus aanwezig geweest, die van de stad een regionaal bedevaartsoord maakten. Ook nu nog kan men deze relieken vereren in een crypte van de St. Plechelmusbasiliek in dezelfde stad en is de basiliek een van de voornaamste kerken van het aartsbisdom Utrecht. In de omgeving van Denekamp en Zenderen zijn kloosters en bejaardencentra voor religieuzen gevestigd. Verder zijn er nog enkele kloosters en kleinseminaries in onder meer Goor, Delden, Hengelo, Haaksbergen, Enschede, Ootmarsum, Almelo en Oldenzaal, hoewel er door de algemene teruggang van het kloosterleven steeds weer enkele moeten sluiten. Onder de bekende oude eikenboom bij Fleringen (de Kroezenboom) ligt een katholieke wegkapel. In onder andere De Lutte, Denekamp en de voormalige gemeente Ambt Delden vindt men langs wegen eveneens katholieke veldkapellen. In Overdinkel vindt elk jaar een zeer bekende processie ter ere van de H. Gerardus Majella plaats onder leiding van de Paters Redemptoristen die daarbij de rozenkrans bidden en een lof houden. |
Protestantisme Het westen van Twente wordt vooral door het protestantisme gekenmerkt. Plaatsen als Diepenheim, Markelo, Hellendoorn, Nijverdal en Vriezenveen hebben sinds de Reformatie (17e eeuw) een voornamelijk protestantse bevolking. Een alom in den lande bekend bevindelijk gereformeerd bolwerk is Rijssen (De Poort van Twente), waar men een nadrukkelijk aanwezige rijke mix van vaak zeer strikte kerkgenootschappen die de Protestantse Reformatie aanhangen vindt. In tegenstelling tot andere delen van Twente is de secularisatie voor een groot deel aan Rijssen voorbij gegaan. In Rijssen wordt de zondagsrust door grote delen van de bevolking gevolgd en in ere gehouden; er zijn gereformeerde kerkgenootschappen waarbij men tot wel driemaal per zondag ter kerke gaat. Plaatsen als Nijverdal, Goor en Wierden hebben een religieus sterk gemengde bevolking. Overige religies Al vroeg in de 20e eeuw kenmerkte Enschede zich als een socialistische burcht door een grote mate van onkerkelijkheid. In de grotere Twentse steden bevindt zich sinds de jaren '70 een islamitische minderheid. De Joodse bevolking hield zich na de Tweede Wereldoorlog ondanks grote verliezen staande en de erediensten worden in synagogen in Haaksbergen en Hengelo, maar vooral in Enschede voortgezet. De Syrisch-Orthodoxe Kerk heeft kerken in Hengelo, Enschede, Almelo en Glanerbrug; de Armeens-Orthodoxe Kerk houdt erediensten in kerken te Enschede, Almelo en Hengelo. In Enschede bezit de Israëlitische gemeenschap een indrukwekkende synagoge. Ook in Almelo is een synagoge. In veel Twentse plaatsen heeft een sjoel gestaan, maar de meeste hebben hun deuren moeten sluiten in de jaren '50 of werden van gemeentewege afgebroken. Joodse begraafplaatsen in Twente vindt men in Almelo (aan de Boddenstraat), Enschede (aan de Noord Esmarkerondweg), Goor (de Borghoek gelegen aan de Molenstraat richting Enter), Haaksbergen (aan de Goorestraat), Hengelo (aan de Dennenbosweg), Delden (aan de Flierweg), Markelo (op de Stokkumeresch), Ootmarsum (op de Kuiperberg) en Rijssen (aan het eind van de Arend Baanstraat). |
Streektaal Het Twents is een dialect van het Nedersaksisch, een officieel erkende taal waarvan varianten aangetroffen worden in zowel Nederland (Groningen, Zuidoost Friesland (Stellingwerf), Drenthe, Overijssel, Gelderland) als Duitsland (Westfalen, Nedersaksen, Saksen(-Anhalt), Mecklenburg-Voor-Pommeren, Brandenburg, Bremen, Hamburg, Berlijn). Nedersaksisch is samen met het Limburgs een van de twee erkende streektalen in Nederland. Twents wordt gesproken in alle gemeenten van Twente, maar sprake van een standaardvorm is er niet. Woorden en uitdrukkingen kunnen per dorp of regio sterk verschillen. De oostelijke delen van Twente kenmerken zich door een meer van het Nederlands afwijkend dialect dan de westelijke delen. Zeer bijzondere klanken en woorden vindt men in de dialecten van kernen als, Enter en Rijssen. Vriezenveen vormt een taalkundig buitenbeentje in deze streek. Men spreekt Vjens met duidelijke Friese en zelfs Russische invloeden. Dit laatste vanwege de uitgebreide handelscontacten met Sint-Petersburg. |
 In donkergroen het Twents taalgebied; in lichtgroen het gebied waar Twents-Graafschaps wordt gesproken
|
Het Van Deinse Instituut zet zich in om meer te weten te komen over heden en verleden van Twente. Het in Enschede gevestigde instituut richt zich op de streekcultuur, volkskunde, streektaal, volks- en religieuze gebruiken, cultuurgeschiedenis en het landschap van Twente. Daarnaast verzamelt, onderhoudt, bestudeert en presenteert het een uitgebreide collectie materiële getuigenissen uit het verleden van Twente. |
Imago van Twente en het Twentse zelfbeeld Uit de gouden korenaren schiep God de Twentenaren, en uit het kaf en de resten de mensen uit het Westen Op Twentenaren werd in vroeger tijden door grootstedelijke Nederlanders neergekeken als een nijver, gesloten, eigenaardig, religieus boerenvolkje uit het verre oosten des lands. Belangrijke imagoverbetering kwam tot stand door de verovering van het Nederlandse toneel door vooral Herman Finkers. Finkers voldoet op een hartelijke manier aan het stereotiepe beeld van de Twentenaar: vreemd accent en droge humor. Finkers trad in het verleden meermaals in het Twents op en verleende het dialect zo meer bekendheid en grote eigenwaarde, hetwelk ook in regionale initiatieven haar weerklank vond. Twente wordt in de rest van Nederland ook gezien als een "gezellige streek" en is daardoor steeds populairder geworden onder dag- en campingtoeristen. Vele campings en hotels zijn rond Ootmarsum te vinden, maar ook het landelijke gebied rond het dorpje Markelo is populair. Door de toenemende bedrijvigheid en de economische groei van Enschede, Hengelo en Almelo is er ook bij het Nederlandse bedrijfsleven een positiever beeld van Twente ontstaan. Niet in de laatste plaats wordt hiertoe bijgedragen door de Universiteit Twente en haar landelijke academische en innovatieve uitstraling. Twente is hierdoor een gebied geworden van wetenschappelijke en economische innovatie. De (inter)nationale bekendheid van de voetbalclubs FC Twente en Heracles Almelo draagt eveneens haar steentje bij aan een sterke naamsbekendheid van de streek. Hoezeer de culturele emancipatie van de streek - met al haar eigenheden - gelukt is, blijkt wel uit het initiatief van de Twentenaren Herman Finkers en regisseur Johan Nijenhuis. In oktober 2005 verscheen de Twentse dramaserie Van jonge leu en oale groond bij RTV Oost. Door het Twentse bedrijfsleven werd aan de totstandkoming van de kostbare televisieproductie bijgedragen. Inmiddels is er landelijke belangstelling voor de serie |