Stiepeltekens

De stiepel is, ook constructief gezien, hecht verbonden met de ontwikkeling van het middeleeuwse hallehuis in Oost-Nederland en West-falen. Het los hoes (onverdeeld hallehuis) dat volgens de jongste onderzoekingen omstreeks 1100 zal zijn ontstaan, voldeed voor het eerst aan de behoefte, een dorsdeel te creëren, voor de gestegen oogstproductie. De potstal bevond zich aan weerzijden van de middenbeuk, verdiept aangelegd. De later tot regionale vormen geëvolueerde deeldeuren werden in deze periode voor het eerst toegepast. Ze waren hoofdzakelijk voor het inrijden van de oogstwagens en het in- en uitdrijven van de veestapel. De stiepel is in of na de 14de eeuw in zwang gekomen, omdat de inrijmogelijkheid optimaal moest zijn, in verbond met verdere technische en agrarische vernieuwingen.
 

In Wanne-Eickel bij Gelsenkerchen zei men vroeger: “Sett di een paar Stipel unner de Augen”, wat zoveel zeggen wil als: Zet een paar stokjes onder de oogleden (als je slaperig wordt). In het aan Oost-West-falen grenzende Lippe, placht men met een “Stuipel”(stutpaal) de takken van een rijkdragende boom of een zwak plafond te ondersteunen. Dr. Herman Bezoen had dus gelijk, toen hij het woord ‘stiepel’ interpreteerde als stutpaal. De paal stond onder in de ‘zul’ of houten balk in het rechthoekige stiepelgat. Het bovenstuk eindigde in de houten toog van de ‘niendeuren’, oorspronkelijk in de gebintbalk. Zo kan ook een verdwenen achtergevel worden herkend en gereconstrueerd, als de boerderij met één of meer gebinten is vergroot.In de eerst plaats heeft de stiepel een constructieve functie als houten paal waartegen de inrijdeuren gesloten kunnen worden. De ‘niendeur’ was vroeger de hoofdingang van het boerenhuis en hiermee komen we bij de tweede functie van de stiepel. De drempel van het huis speelde een belangrijke rol in het boerenleven (zoals dat de bruid over de drempel werd gedragen). Voor de boer uit het verleden bestond er nog geen ‘ontheiliging’ van het huis, het leidt een eigen leven, het heeft een ziel. Als er op de middenpaal (stiepel) van de hoofdingang een teken werd ingekerfd, droeg dit bij tot de inwijding van het boerenhuis. De drempel is de grenslijn tussen ‘buiten’ en ‘binnen’. Het boerenhuwelijk betekend ook spanning en gevaar, en vraagt om onheilafwerende ceremoniën, om van voorspoed verzekerd te zijn. In dit licht begrijpen we de niendeur opschriften beter, zoals die in Twente, de oostelijke Achterhoek, de Graafschap Bentheim en Münsterland tot bloei zijn gekomen, met name sinds 1540. Het stiepelteken dient dus voor het uitschakelen van kwade verschijnselen. stiepel5 
De oudste vorm van het stiepelteken is het ingekerfde maalkruis. Al gauw kreeg het teken een zandloperachtige vorm. Het sobere motief raakte ingeburgerd en werd in West-Twente tot 1940, in Oost-Twente tot op heden bij de boerderijbouw toegepast. Het feit dat de ‘zandloper’ ook wel werd uitgezaagd als ontluchtingsopening, dient onder de nok van de voorgevel, bevestigd de verklaring als bliksemafwerend motief. Tussen Oost- en West-Twente tekent zich het verschil in geloof in zoverre af, dat kruismotieven alleen ten oosten van de lijn Almelo – Bornerbroek – Enter – Goor – Diepenheim voorkwamen. Het verspreidingsgebied is gelijk aan dat van de katholieke geveltekens.
Sinds de 19de eeuw werd het stiepelteken geschilderd. Het bevind zich midden op de paal, zodat de scheidslijn van de donkere onderkleur en de witte boventint al vooraf vaststaat. De schilder kon zijn fantasie af en toe botvieren in het wisselend kleurenspel van het stiepelteken. IN de buurtschappen rondom Enschede werd de zandloper overwegend rood-wit geschilderd. In de stiepeltekenfamilie springen, die met diamantkopjes in het midden van het teken, direct in het oog. Deze stiepel decoratie dateert uit de tweede helft van de achttiende eeuw. In de 19de eeuw wordt het ludieke, versierde element groter. Het motief gaat meer en meer op “Spelerrei” lijken. Het is te merken, dat een zinvolle functie als ‘beschermer’ ontbreekt. Het is een tijd van toenemende technische verworvenheid en vernieuwingen.

 

stiepel1
Stiepelteken uit 1637, als bouwfragment bewaard in de galerij van de binnenplaats van het Rijksmuseum Twenthe te Enschede. Rijk, Oosttwents exemplaar, ingekerfd maalkruis. Gutsteekversiering. Oudst gedateerde stiepelteken in Twente. Getekend in 1957.
stiepel2
Zandlopermotief en jaartal 1660, op stiepel van het erve Olde Geerts te Brecklenkamp (Gem. Denekamp). Ongeschilderd eikehout. Getekend in 1958. Nu verdwenen.
stiepel3
Stiepelteken van boerderij 'n Pas in enterbroek (gem. Wierden). Vervaardigd in 1827. Gestileerde zandloper. Geschilderd in twee kleuren. Getekend in 1955.
stiepel4
Stiepelteken uit het Westmunsterse dorp Wessum. Maalkruis boven en onder begrensd door horizontale groeven. Einde achttiende eeuw. Ongeschilderd eikehout. Getekend in 1955.

stiepel6
Stiepelteken van boerderij Wink-Arkink in Zenderen (gem. Borne). Hartmotief. Negentiende eeuw. Getekend in 1955

stiepel7
Stiepelteken van boerderij N.36 te Weerselo. Zandloper bekroond door driehoek als teken van de Heilige Drievuldigheid. Negentiende eeuw. Getekend in 1959.
stiepel8
Stiepelteken aan de Zwaversweg te Hengelo (O). Classicistisch kader met in het midden een hart. Sierlijke, sobere vormgeving. Midden negentiende eeuw.
stiepel9
Stiepelteken van boerderij no. 35 Lonneker (gem. Enschede). Twee halve cirkels. Kleuren: wit en groen. Tweede helft negentiende eeuw. Getekend in 1955.
stiepel10
Stiepelteken boerderij Veldman in Lemslo (gem. Weerselo). Wit kruis als beschermend teken, dat treffend afsteekt tegen de groene achtergrond. SOberheid is hier kenmerkend. Negentiende-eeuws. Getekend in 1961.
stiepel11
Uit 1637 daterende Oosttwentse stiepel, aanwezig in het Rijksmuseum Twenthe. Maalkruis met horizontale groef in het midden. Uitbeelding van Golgotha. Vroegste Calvarieberg uitbeelding op Oostnederlandse stiepel. Doorsnede 12 x 18 cm.
stiepel12
Stiepelteken van het erve Brookman in Brecklenkamp. Zandlopermotief, bekroond door Golgotha-heuvel en kruis. Beneden drie driehoeken als zinnebeeld van de heilige Drieeenheid. Kleuren: wit: groen. Omstreeks 1900. Getekend in 1955.
stiepel13
Westtwentse variant op het zandlopermotief op middeler in Herike (gem. Markelo). Uit de zandloper heeft de ontwerper een fraai stermotief gedistilleerd. Eerste helft negentiende eeuw. Getekend in 1955.
stiepel14
Stiepelteken uit Gelselaar (gem. Borculo). Zandlopermotief in de traditionele uitvoering en techniek. Onheilafwerend. Negentiende-eeuws. Getekend in 1955.
stiepel15
Middeler van boerderij in Oonk in Elsen (gem. Markelo). Initialen (Jan Oonk), aangebracht jaartal 1777. Zandloper als beheersend motief. Kleuren: mat0geel, donkergroen. In de negentiende eeuw toegepast. Getekend in 1961.
stiepel16
Eikehouten stiepel uit gesloopt hallehuis (stadsboerderij) aan de Esstraat in Rijssen. Zandloper, doorsneden door horizontale groef. Omstreeks 1800. Verzameling E. Jans. Almelo. Getekend in 1958.
stiepel17
Stiepel van het los hoes De Stroet uit Harreveld, nu in het Openluchtmuseum te Arnhem. Maalkruis, onder en boven afgesloten door twee horizontale groeve. Achttiende-eeuws. Getekend in 1955.
stiepel18
Stiepelteken uit het Westmunsterlandse stadje Legden. Zandlopermotief, gedateerd 1710. Versierd met gutssteekjes. Ongeschilderd eikehout. Ouderwetse grendel op linkerinrijdeur. Getekend in 1960.
twentsros1