Stiepeltekens |
|
In Wanne-Eickel bij Gelsenkerchen zei men vroeger: “Sett di een paar Stipel unner de Augen”, wat zoveel zeggen wil als: Zet een paar stokjes onder de oogleden (als je slaperig wordt). In het aan Oost-West-falen grenzende Lippe, placht men met een “Stuipel”(stutpaal) de takken van een rijkdragende boom of een zwak plafond te ondersteunen. Dr. Herman Bezoen had dus gelijk, toen hij het woord ‘stiepel’ interpreteerde als stutpaal. De paal stond onder in de ‘zul’ of houten balk in het rechthoekige stiepelgat. Het bovenstuk eindigde in de houten toog van de ‘niendeuren’, oorspronkelijk in de gebintbalk. Zo kan ook een verdwenen achtergevel worden herkend en gereconstrueerd, als de boerderij met één of meer gebinten is vergroot.In de eerst plaats heeft de stiepel een constructieve functie als houten paal waartegen de inrijdeuren gesloten kunnen worden. De ‘niendeur’ was vroeger de hoofdingang van het boerenhuis en hiermee komen we bij de tweede functie van de stiepel. De drempel van het huis speelde een belangrijke rol in het boerenleven (zoals dat de bruid over de drempel werd gedragen). Voor de boer uit het verleden bestond er nog geen ‘ontheiliging’ van het huis, het leidt een eigen leven, het heeft een ziel. Als er op de middenpaal (stiepel) van de hoofdingang een teken werd ingekerfd, droeg dit bij tot de inwijding van het boerenhuis. De drempel is de grenslijn tussen ‘buiten’ en ‘binnen’. Het boerenhuwelijk betekend ook spanning en gevaar, en vraagt om onheilafwerende ceremoniën, om van voorspoed verzekerd te zijn. In dit licht begrijpen we de niendeur opschriften beter, zoals die in Twente, de oostelijke Achterhoek, de Graafschap Bentheim en Münsterland tot bloei zijn gekomen, met name sinds 1540. Het stiepelteken dient dus voor het uitschakelen van kwade verschijnselen. | ![]() |
De oudste vorm van het stiepelteken is het ingekerfde maalkruis. Al gauw kreeg het teken een zandloperachtige vorm. Het sobere motief raakte ingeburgerd en werd in West-Twente tot 1940, in Oost-Twente tot op heden bij de boerderijbouw toegepast. Het feit dat de ‘zandloper’ ook wel werd uitgezaagd als ontluchtingsopening, dient onder de nok van de voorgevel, bevestigd de verklaring als bliksemafwerend motief. Tussen Oost- en West-Twente tekent zich het verschil in geloof in zoverre af, dat kruismotieven alleen ten oosten van de lijn Almelo – Bornerbroek – Enter – Goor – Diepenheim voorkwamen. Het verspreidingsgebied is gelijk aan dat van de katholieke geveltekens. Sinds de 19de eeuw werd het stiepelteken geschilderd. Het bevind zich midden op de paal, zodat de scheidslijn van de donkere onderkleur en de witte boventint al vooraf vaststaat. De schilder kon zijn fantasie af en toe botvieren in het wisselend kleurenspel van het stiepelteken. IN de buurtschappen rondom Enschede werd de zandloper overwegend rood-wit geschilderd. In de stiepeltekenfamilie springen, die met diamantkopjes in het midden van het teken, direct in het oog. Deze stiepel decoratie dateert uit de tweede helft van de achttiende eeuw. In de 19de eeuw wordt het ludieke, versierde element groter. Het motief gaat meer en meer op “Spelerrei” lijken. Het is te merken, dat een zinvolle functie als ‘beschermer’ ontbreekt. Het is een tijd van toenemende technische verworvenheid en vernieuwingen. |