Pasen in Twente
De meeste oude gebruiken die we in Twente nog kennen stammen in hun oorspronkelijke vormen uit de voor-historische en voor-Christelijke tijd. Midwinterhorn, het leggen van graankorrels op de mirweenterstobben, de paasvuren, de eieren-folklore, de Pinksterbroed en de Mei-boom vinden hun begin in het vruchtbaarheids-ritueel van de oude Saksennatuur-mensen, die op de wisseling der seizoenen hun levenskansen bouwden- en zelfs de sporen van het Sint Nicolaas feest kunnen tot in die "donkere" tijden worden gevolgd. Die stelling gaat echter niet op voor de Palmpaas, waarvan hoogstens het aandeel van de Meiboom, waarmee het in sommige streken vergroeide, tot de tijden van onze oer-vaders kan worden teruggebracht. Op Palmzondag herdenken de christelijke kerken de triomfantelijke intocht van Christus in Jerusalem. Dit sobere verhaal over e koningshulde die Christus zich voor deze ene keer en vlak voor Zijn lijden en menselijke vernedering liet welgevallen, nodigde als vanzelf uit voor een herdenking en nabootsing door het volk van het Nieuwe Verbond dmv een plechtige palmprocessie.
In Nederland werden deze palmprocessies vrijwel in alle kerken gehouden. Het gebruik van de "palmezel", in bijvoorbeeld Oldenzaal, gaat terug tot in de 13e en 14e eeuw. De Reformatie met de beeldenstorm maakte aan deze processie een eind rond 1580. Het is niet helemaal duidelijk hoe uit die palmprocessie van de voor-reformatorische tijd de palmpaas ontstaan is. Mogelijk hebben jeugd-activiteiten hierin een rol gespeeld waarbij tijdens een processie het Christusbeeld getooid was met palmtakken en allerlei lekkernijen. Tijdens de rond gang probeerden de kinderen die natuurlijk te plunderen en het vervolg was natuurlijk begrijpelijk: de kinderen kregen zelf een palmtak met lekkernijen.
Het is voor de hand om te zeggen dat de palmpaas-optocht voortkomt uit de kerkelijke palmprocessie, toch is dat niet helemaal waar! In de lente was er een ommegang mat groene takken die aanvankelijk niets met de Palmzondag te maken had, maar vooral de bedoeling had om zegen over de komende zomermaanden te bewerken, zodat een rijke oogst kon worden binnen gehaald. Omdat de kerkelijke processie wegviel in de tijd van de Reformatie, werd er een omgang met de groene takken getroffen. Oude gebruiken van kinderen zijn namelijk moeilijk uit te roeien. Men bleef toch rondgaan en met palmpaasjes, maar wel in de vertrouwde en betrouwbare omgeving.
Enkele paasliederen |
|
Pallem pallem Paosken Heurt de hoonder kraosken, Heurt de veugel zingen, Laot de pallem springen. Hei koerei! Hei keorei! 't Is nog énen zundag, Dan kriege wi'j 'n ei, Dan kriege wi'j 'n ei, Met ne stoetenbrugge d'r bij! |
Palm Palm Paoschen, Laot de koekoek raosken, Laot de kieviet zingen, Dan krieg wi'j mooie dingen! |
Pilm, Palm Paoschen, Reikoerei, reikoe-raoschen, Waor is mien ei, Waor blif mien ei, Waor is mien pilm, palm paosei? |
De palmpaas in Twente
In de meeste Twentse plaatsen gebruikt men buxus voor de palmpaas. Ook de opbouw van het model verschilt op enkele punten in Twente zelf en die van de rest van Nederland. In Oldenzaal en Denekamp wordt bij voorkeur een stok gezocht die aan het einde drie nogal stevige zijtakjes heeft om de haantjes op te steken. Een broodrad wordt daar niet altijd gebruikt. De buxus wordt zo geschikt rond de stok dat de "gaffels" juist binnen het groen vallen. In Ootmarsum heeft de stok geen zijtakjes of kruis, maar wordt aangepunt. Het broodrad wordt er eerst opgestoken tot het op de eerder aangebrachte buxustakjes rust, daarna volgen een reinetappel of een sinasappel en één grote haan, die op de rug kleine haantjes draagt. Onder het groen hangen aan koordjes vier kleine haantjes en om de takken slingeren zich ritsen rozijnen en vjigen en worden krakelingen gehangen. Vaak wordt één lange slinger rozijnen door de 'snavel' van de haan gestoken zodat ze aan beide zijden afhangt en in het groen verdwijnt. Rijssen, hier ziet de jongenspalmpaas er als volgt uit. Het is een stok met twee gaffels, twee zijtakken dus. Er worden maar enkele takjes buxus aan de gaffels bevestigd. Op de middelste stok komt een nogal forse haan met vell kleintjes op de rug en op de zijtakken kleinere. De zijtakjes worden behangen met de overal gebruikelijke slingers, maar bovendien worden de takken versierd met gekleurd papier dat wordt ingeknipt zodat franjes ontstaan en met van iets steviger papier gevouwen waaiertjes, een zeer oud versieringsmotief bij allerlei feestelijkheden op het platteland. De meisjes palm van Rijssen is veel eenvoudiger, maar misschien wel mooier, wanneer men er in slaagt een geschikte sparretak te vinden. Omdat die nogal eens de neiging hebben om voorover te buigen bij verticale stand kan men een stok langs de hoofdnerf van de tak binden om er stevigheid aan te geven. De meisjespalm draagt in het midden van de tak een vertikaal opgehangen broodrad, kunstig vervaardigd met meerdere spaken waartussen kleine "haantjes" worden gemodelleerd. Er komen maar enkele slingers van rozijnen aan te hangen en verder een aantal krakelingen en weer dezelfde gevouwen papieren waaiertjes als bij de jongenspalm. In Enschede kent de palmpaasmodel weer een horizontaal gedragen rad, dat echter niet steunt op dwarslatjes, maar rechtstreeks op een nogal kort gedrongen en vrij geringe hoeveelheid buxustakjes. Vanuit d onderzijde van het groen steken vier stokjes schuin omhoog tot even boven en buiten het rad en daarop worden vier kleine haantjes gestoken, boven een vrij lange papieren winpel. Op de doorlopende middelste stok komt op enige afstand boven het broodrad een appel of sinasappel en weer op enige afstand daar boven wordt de haan gestoken, hier ook met enkele kleinere op de rug. De gebruikelijke slingers completeren het geheel, waarbij ook een lange slinger vanaf de kop van de grote haan naar twee vn de kleinere haantjes op de zijstokken leidt. Hengelo heeft er een traditie van gemaakt om in de palmpaasoptocht, die meestal georganiseerd wordt door de jeugdbeweging, een paar zeer grote exemplaren mee te dragen, die extra vol-gehangen met lekkers, na afloop naar de ziekenhuizen worden gebracht waar de kinderafdelingen er wel raad mee weten. Zo'n palmpaas wordt dan door een grotere jongen of meisje gedragen. Op een flinke stok heeft die Hengelose palmpaas een forse broodrad, een grote haan en vier kleintjes en onder het broodrad een kleurrijk geheel van bengelend en slingerend snoep en zuidvruchten. Het groen zit een beetje onder tegen het broodrad weggestopt. Erg fraai is zo'n grote palmpaas niet, maar het is wel een kunst om van een extra groot model eenkunstzinnig geheel te maken. De Bornse palm paas lijkt op de Rijssense meisjespalmpaas, omdat ze ook van een sparretak wordt gemaakt. De opmaak is sober: een vertikaal opgehangen broodrad, op het hoogste punt een sinas appel met een haantje en twee haantjes links en rechts schuin boven het rad. Enige vruchten en "lekkernijen" horen hier natuurlijk ook bij. De palmpaas van Vriezenveen en Tubbergen blijft een onzekere factor. Er zijn wel beschijvingen maar deze kunnen niet bevestigd worden. De palmpaas van Vriezenveen had een stok met vrij grote dwarsstok, buxustakjes die nogal breed naar links en rechtsuitstaken, daarentegen vertikaal hangend gevlochten broodrad. Direct onder het broodrad een slinger van gekleurde eitjes en een handbreed daaronder een tweede slinger van zuidvruchten(pinda's, vijgen, rozijnen) waartussen precies midden onder de broodkrans een sinasappel is gehangen. Bovenop de draagstok prijkte een flinke zwaan met kleintjes op de rug en direct daaronder een kleinere slinger. Een paar krakelingen en (ook hier) gevouwen papieren waaiertjes complementeerden het geheel dar er erg fleurig uitzag. De Tubbergse palmpaas is nogal eenvoudig: een aangepunte stok, waar buxustakjes omheen geschikt worden. Een rad van brood wordt over de stok geprikt en tot op de buxus naar beneden geschoven. Daarop een "peties"-appel of een sinaasappel en een forse "kukelhanen". De buxus wordt dan behangen met de gebruikelijke slingers, waarbij ook de gedroogde appeltjes en pruimen behoorden. Wat er uiteindelijk aan kwam te hangen, was niet zo belangrijk, als het maar een "smaakvol" geheel werd.
Enkele foto's van een palmpaas uit de verschillende regio's in Twente
'Klik op de knop onder deafbeelding om ze te vergroten
|
|
|
||
|
|
|
Oude Tradities
Vooral in Ootmarsum en Denekamp, maar ook in andere plaatsen, worden jaarlijks op de eerste paasdag grote paasvuren gebrand. Dit gebeurt volgens een oud heidens gebruik. Het idee hierachter is dat men dacht dat de akkers vruchtbaar zouden worden naar gelang van de grootte van het vuur en de rookkolom. Hoe groter het vuur hoe beter. In Denekamp doen ze ook nog aan 'eiergaddern' en 'paasstaakslepen'. Voor de paasdagen wordt er geld (vroeger eieren) opgehaald om het paasfeest te bekostigen. Daarna vindt het paasstaakslepen plaats. Onder grote belangstelling wordt een bepaalde boom gekapt en naar de paasweide gesleept. Hier wordt de boom rechtop gezet en in de top hijst men een ton met teer. De boom wordt dan per opbod verkocht en 's avonds wordt hij dan met de rest van het verzamelde hout in brand gestoken. Beide paasdagen gaat men in Ootmarsum 'vloggeln'. Een lange rij zingende mensen slingert hand in hand door het stadje. Zij worden aangevoerd door acht vrijgezelle mannen, de zogenoemde 'poaskearls', gekleed in regenjas en hoed (en een sigaar). De stoet gaat voordeur in, achterdeur uit, onderwijl af en toe stoppend om even een borrel te drinken. De tocht eindigt op de Markt met het zingen van liederen.